Dit artikel verscheen in de Geel & Rood "Onverwoestbaar" uit seizoen 2019-20. Tekst door Jeroen Maris, foto's van het Malinwa Archief.
Anderhalve week na het kaartenfestival tegen Eendracht Aalst moet Malinwa op woensdag 9 november 1994 naar Anderlecht. De tijd van de machtsstrijd tussen de twee clubs is voorbij, de hiërarchie is duidelijk: KV Mechelen is de underdog.
“Het moeilijke aan volwassen worden”, mompelde onlangs iemand in mijn bijzijn, “is natuurlijk dat we allemaal ooit onze naïviteit ergens sluikstorten, steeds minder vaak iets voor de eerste keer doen, en niet langer verwonderd kunnen zijn. Maar het is ook het groeien. Létterlijk: je wordt groter, en daardoor worden de dingen rond je kleiner. Zo eenvoudig is dat. Vanuit het standpunt van een kind van een meter veertig is de wereld massief en indrukwekkend, en dus per definitie veelbelovend. Terwijl een volwassene van een meter tachtig, tja, gewoon een stukje van die wereld is.”
Ik keek op om de gezichtsuitdrukking van de mompelende man te peilen, maar zag alleen mijn eigen beduimelde hoofd. Ik stond voor een spiegel, in de toiletten van het café waar ik die avond mijn heil had gezocht. En ik besloot om maar tegen mezelf te blijven praten, want sociaal contact is belangrijk.
Na dat denkflardje over de pijn van het volwassen zijn, golfden mijn gedachten als vanzelf naar 9 november 1994. Er werden die dag kinderen geboren en er gingen mensen dood. Vijf miljard mannen en vrouwen hadden net als gisteren en net als morgen geprobeerd om gelukkig te zijn, en sommigen waren daarin geslaagd. Het was een dag als alle andere.
Maar voor mij was het een dag waar voor altijd sterrenstof over dwarrelt.
In de vooravond had mijn vader besloten om naar Brussel te rijden, waar KV Mechelen tegen RSC Anderlecht zou spelen. Ik was negen en mocht mee. Een jaar eerder had ik mijn eerste wedstrijd van Malinwa gezien, een thuismatch tegen SK Beveren, maar dat was geen onverdeeld positieve avond geweest. Ik begréép KV Mechelen nog niet. Maar toen, die negende november, op mijn tweede wedstrijd van Malinwa, zou het wel gebeuren. Soms weet je het op voorhand, dat je verliefd zult worden.
Ik herinner me de contouren van die grote stad, het jachtige zoeken naar een parkeerplaats, het stadion dat zich als een buikig lichaam in een woonwijk had neergelegd. De loketten, met die kleine raampjes waar je je hoofd tegenaan drukte. Hoe mijn vader geamuseerd vertelde dat we moesten onthouden waar de auto stond, want ooit had hij dat niet gedaan, en toen had hij na de wedstrijd uren door Brussel gedwaald.
En ik herinner me hoe we het Constant Vanden Stockstadion binnengingen, op zoek naar onze plaatsen in de hoofdtribune. Samen met mijn vader werkte ik een eindeloze reeks trappen af. Het geluid van onze voetstappen kaatste tegen de kale muren, ik hoorde mensen gedempt praten, ik rook de geur van sigarettenrook die zich aan winterjassen had vastgeklit. De tijd vertraagde.
Toen kwamen we uit het donker van de trappenhal de tribune in, en stond ik met mijn vader plots in een oase van wit licht.
De dauw op het gras glinsterde. De lucht trilde. Een reclamespot voor Jupiler overstemde even de supportersgezangen. En er was dus dat licht, dat helle licht dat iets groots leek aan te kondigen. Ik voelde hoe heerlijk het was om klein te zijn, en verpletterd te worden door iets dat je niet kent. Het leven was verrukkelijk.
Zeventien minuten waren er gespeeld toen het gebeurde. Marc Van Britsom zette met een prachtige doorsteekpass Alex Czerniatynski voor Filip De Wilde, en die maakte vervolgens een Czerniagoal: net niet struikelen over dat ding dat plots voor je voeten komt gerold, je wanhopig proberen te herinneren wat je ook weer met zo’n bal hoort te doen – en dan gewoon scoren.
Mijn vader en ik sprongen recht, juichten, en voor het eerst in mijn leven voelde ik de zoete ontoerekeningsvatbaarheid die opvlamt net nadat Malinwa een doelpunt heeft gemaakt. Ik herinner me de woorden van de stadionspeaker, de gedragen manier waarop hij ze uitsprak, de korrel van zijn stem: “Zéro - un. Czerniatynski.”
ZETTERBERG, DEGRYSE & WALEM
Malinwa kreeg nog een tweede grote kans, maar de bal van Florian Urban stierf op de paal. Daarna was het Anderlecht dat met veel spelplezier begon te voetballen. Pär Zetterberg, Marc Degryse en Johan Walem wervelden, met hun driehoekjes, hun zuivere passing, hun instinct voor de ontwrichtende combinatie. En Anderlecht kreeg kansen, veel kansen, maar doelman Patrick Rondags pakte die avond alles. Het bleef 0-1, en Walter Meeuws - toen de trainer - balde zijn vuist naar de Mechelse spionkop: Anderlecht verslagen op eigen gras.
Als je ‘t in historisch perspectief bekijkt, was die periode de minst interessante om supporter te worden van Malinwa. Na de nationale en Europese successen was de champagne op. De zwaartekracht trok: KV gleed langzaam naar beneden. Maar ik was negen, en dus niet verwend geweest door Michel Preud’homme, Lei Clijsters en Erwin Koeman. Ik vond Patrick Rondags die avond een held. Ik hield van Joël Bartholomeeusen, van Davy Gijsbrechts, van Marc Van Britsom. Ik was een kind, en ik was verliefd geworden op de club van geel en rood.
DE TOVERTRUC
In de 25 jaar daarna ben ik nog vaak naar Anderlecht - KV Mechelen gaan kijken. Ik zag Malinwa er verdiend en onverdiend verliezen, en verdiend en onverdiend gelijkspelen. Ik zag de middelvinger van Florian Urban naar het thuispubliek, de wereldgoal van Jonas Ivens die gevolgd werd door zeven doelpunten van Anderlecht, de drie gestopte strafschoppen van François Gillet. Vaak heb ik dus diezelfde weg afgelegd als in 1994: het beton van de trappenhal, de uitgesleten treden, het moment waarop je wordt omhelsd door de stadionlampen. Maar elk jaar werd het stadion van Anderlecht voor mij een stukje kleiner. Het beklimmen van de trappen leek niet meer zo eindeloos te duren, het licht in het stadion was ook maar gewoon licht, en elf jonge mannen in geel en rood zien volstond niet langer om een roezig hoofd te krijgen. De tovertruc werkte elke keer een beetje minder goed, en uiteindelijk werd ik 45 centimeter te groot om nog overweldigd te worden.
Op 9 augustus van dit jaar was ik weer in het Astridpark. Het werd een mooie avond, want Malinwa toonde zich stug en onverzettelijk, en hield met tien man de dominerende thuisploeg af. Maar winst, neen, dat zat er ook nu niet in: die novemberavond in 1994 blijft voorlopig de laatste waarop Malinwa breed lachend weer de Brusselse ring opdraaide.
Bij het buitengaan van het stadion dacht ik aan de sonore basstem van de stadionspeaker, 25 jaar geleden, en plots gebeurde het weer: de wereld werd groot en raadselachtig, en vol van malse beloftes. Zéro - un. Czerniatynski.
Geel & Rood verschijnt 3 maal per seizoen (22-23) als hoogwaardig magazine vol spraakmakende interviews, tijdloze columns en vooral heel veel liefde voor de club van Geel & Rood en alles en iedereen die ermee te maken heeft.
Comments